De toelating van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland is onder de maat. Dat stelt het Pesticide Action Network (PAN), dat in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu onderzoek heeft gedaan naar de kwaliteit van het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB). Het niveau van de Nederlandse beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen is “reeds door de bodem gezakt van wat minimaal vereist is”, aldus de rapportage.
Volgens PAN is de wettelijke taak om middelen te beoordelen verwaarloosd in de periode dat Dick Tommel voorzitter was (tot 2012) en Jan Boleij directeur (tot 2009). “Alle aandacht ging uit naar het op de markt houden van een breed pakket aan middelen voor de landbouw.” Daarbij maakte het CTGB gebruik van juridische nieuwigheden die er voor zorgden dat middelen jarenlang op de markt bleven, zonder dat volgens PAN toereikende veiligheidsstudies of een toereikende beoordeling werd gedaan. Daar komt nog bij dat het CTGB bij de beoordeling uitgaat van verouderde gegevens over lozing vanuit akkers en kassen. De werkelijke uitstoot zou ernstiger zijn dan de gegevens waarop het CTGB zich baseert.
Volgens PAN loopt het CTGB aan de leiband van het ministerie, is er te weinig kennis over de praktijk en te weinig wetenschappelijke kennis. Daarbij wordt onder meer de onjuiste beoordeling van imidacloprid in 2011 aangehaald.
De besluiten die wetenschappelijk onvoldoende gegrond zijn, pakken volgens PAN doorgaans gunstig uit voor de industrie.
Het college slaagt er niet in het Nederlandse milieu te beschermen. Tientallen middelen met risico’s voor vogels en bijen zijn vrijwel zonder voorwaarden toegelaten, zegt PAN. Als er al gekeken wordt naar effecten op het milieu, dan laat het CTGB zich leiden door gegevens van fabrikanten of door algemene gegevens uit het buitenland, die dan worden toegepast op de Nederlandse situatie.