Nederland is trots op de tuinbouw. De producten zijn gezond. De ondernemers zijn innovatief. En de sector levert een aardige bijdrage aan de schatkist. Een topsector dus. Waarom wil er dan niemand werken?
Werken in de tuinbouw heeft een roestig imago. Je moet voor dag en dauw beginnen. Buiten ben je blootgesteld aan buien, wind. In de kassen is het warm. Je moet hard werken voor een schamel salaris. In de campagne It’s Alive probeerde het Productschap Tuinbouw een paar jaar geleden dit beeld onder jongeren te verbeteren. De campagne kostte klauwen met geld. De interesse om te werken in de sector steeg licht.
Rotterdam, Den Haag, Delft en Westland toerden vorig jaar met bijstandsgerechtigden langs kassen in het Westlandse tuinbouwgebied. Het animo was nihil, zelfs als er werd gedreigd met een korting op de uitkering. Onlangs hoorde ik iemand zeggen: ‘Zonder Polen geen tuinbouw’. Ik wou dat ik hem kon tegenspreken, maar wie zijn oor op de werkvloer te luisteren legt, hoort toch wel veel Slavische tongval.
Arbeid is een serieuze productiefactor, aan strakke regelgeving gebonden bovendien. Het vereist extra capaciteiten van de moderne ondernemer of diens manager. Je zou denken dat er voor dit hogere segment in de arbeidsmarkt wel serieuze interesse bestaat. Nee! In een ranking van sectoren waar je beslist niet wilt werken, opgesteld door het blad Managementteam, scoort de agrarische sector het slechtst. Zelfs de bouw, zorg en defensie doen het beter. Ook een headhunter wijst op het roestige imago. Het kost hem moeite mensen te overtuigen.
Ondertussen wordt op andere plekken gewerkt aan automatisering. In het teeltproces is al veel gemechaniseerd, vooral in de plantfase en het verwerken van geoogst product. De oogstrobot is er nog niet. Robotprofessor Eldert van Henten legt in dit nummer uit waar de schoen wringt. Er is werk aan de winkel voor veredelaars. Op de loer ligt overigens het gevaar om als industrie te worden aangemerkt.
Het is niet gemakkelijk. Het dwingt de tuinbouw te blijven sleutelen aan het imago. Mensen blijven op de bedrijven onmisbaar. Je wilt voor personeel niet leuren aan de onderkant van de arbeidsmarkt.