“We hebben best wel een aantal wisselvallige weken gehad in kwaliteit en productie. Het product in de doos was nog steeds goed, maar het heeft wel veel tijd en ergernis gekost”, zegt teeltmanager Berry Baruch van Kwekerij Schenkeveld in Schipluiden.
Baruch had drie weken te maken met lichte kouschade op de vruchten, te herkennen aan het geroffelde huidje. “Ze kleuren goed door, maar het hoort niet, dus sorteren we het eruit.” Daarna waren er twee weken met wat bont gekleurde en wat minder ronde vruchten. ”De kaliumcijfers zijn juist erg goed geweest, dus daar lag het niet aan. We hebben gewoon te inactief geteeld in week 1 tot en met 6 toen het zo donker was. Het ras Merlice heeft echt veel licht nodig.”
180 vruchten per vierkante meter
De belichte teelt is op 20 oktober geplant en al in week 51 is de laatste stengel aangehouden zodat de plantdichtheid op 3,8 stengels per vierkante meter kwam. “Als dan het licht uitgaat, heb je niet voldoende aan de lampen en moet je terug in temperatuur.” Maar daardoor is de plantbelasting opgelopen tot 180 vruchten per vierkante meter in week 12. “Dat heb ik nog nooit meegemaakt. De tiende tros stond toen te zetten want ze kwamen er gewoon niet af. Met een klein beetje natuur gaat het stukken beter.” Sinds de laatste week van maart gaat het veel beter met de kwaliteit en zit de snelheid er weer goed in. “We verstoken nu 0,1 tot 0,15 kuub gas meer per week. Maar de plantbelasting daalt niet zo snel als er ook minstens een tros per week bijkomt. Er hangen nu 174 vruchten per vierkante meter.”
Doorkleuring erin houden
De stooklijn staat overdag op 22 graden plus 1 graad lichtverhoging. De ventilatielijn staat er 0,5 tot 1 graad boven. “We streven naar een daggemiddelde van 24 graden bij 1.500 Joules instraling of meer.” Om 13:00 uur is die 24 graden bereikt, vanaf 19:00 uur wordt rustig naar de voornacht van 14 graden gegaan met minimaal luchten. “Als je de kou naar binnen haalt, staat de doorkleuring stil.” Vanaf 23:00 tot 03:00 uur wordt toegewerkt naar de nanacht van 17 graden plus 1 graad lichtverhoging, gevolgd door de ochtenddip van 16 graden. Om de doorkleuring erin te houden, staat er een minimum buis in van 50 graden die op licht wordt afgebouwd naar 38 graden. “We komen zo uit op een etmaaltemperatuur van 18,8 graden bij donker weer en 20,5 graden op lichte dagen.”
Belichting teruggeschroefd
Door de enorme plantbelasting staat het gewas vrij generatief. “De kop mag wel wat sterker staan.” Als sinds half maart wordt er geen blaadje meer uit de kop gehaald. “Het gewas heeft een open karakter maar heeft wel voldoende LAI.” Sinds begin april is de belichting flink teruggeschroefd. De helft van de lampen gaat sowieso niet meer aan. De andere helft branden tussen 03:00 en 09:00 uur voornamelijk om het gewas op te warmen en gaan op zonnige dagen (boven 350 Watt instraling) uit. Op donkere dagen branden ze nog wel tot 20 uur. Gemiddeld wordt er overdag 200 kilo CO2 per hectare per uur gedoseerd uit de WKK’s. “Doordat het buiten zo koud is, haal je nog wel 1.000 ppm in de kas.”
Galmijt kost veel tijd
Qua gewasgezondheid verloopt alles redelijk. “We zien nagenoeg geen wittevlieg en geen rupsen. We zien wel wat Tuta maar er zit voldoende Macrolophus om ze te bestrijden. We vangen er ook heel wat in de watervallen met feromoon langs het betonpad.” Er zit nog steeds wel galmijt. Die wordt plaatselijk bestreden, maar als ook de kop van de plant aangetast is, wordt de hele plant weggehaald. “Vooral het nalopen kost veel tijd.”
Auteur: Gerard Boonekamp