Rabobank-bestuurder Rien Nagel hoopt dat de glastuinbouw en varkenshouderij ondanks een prijsopleving blijven inzetten op een sterkere structuur.
Rabobank heeft voor € 100 miljard aan kredieten uitstaan in de food & agrisector wereldwijd. Ongeveer een derde zit bij het agrarisch mkb in Nederland, waaronder boeren en tuinders. Bestuurslid Rien Nagel is verantwoordelijk voor de portefeuille. Onder Nagel, een boerenzoon uit Twente wiens broer een melkveehouderij runt, is de bank sectorbeleid gaan voeren.
Rabobank werkt en betaalt actief mee aan plannen die moeten leiden tot een herstructurering en vitalisering van de glastuinbouw en varkenshouderij. Minder, maar meer levensvatbare bedrijven. Maar de Rabobank wil meer. De sectoren moeten weg van de bulkproductie en dus meer gericht zijn op toegevoegde waarde; het gaat om kwaliteit en duurzaamheid. Van het korte naar het lange baanschaatsen, zoals Nagel het noemt.
Waarom heeft Rabobank steeds minder krediet uitstaan bij Nederlandse boeren en tuinders?
“De dalingen zijn wel heel licht, ik zou zeggen dat de kredietverlening in Nederland de laatste jaren stabiel is. Deels heeft de stagnatie te maken met moeilijke financiële tijden voor ondernemers, die noodgedwongen een pas op de plaats maken. Voor een groot deel komt dat ook door het besef, bij de bank en bedrijven, dat buffers noodzakelijk zijn. Agrarische markten zijn steeds meer geliberaliseerd, met als gevolg dat de grillen van de wereldmarkt ook op het Nederlandse boerenerf voelbaar zijn. Bedrijven die dat beseffen lossen meer af, zijn voorzichtiger met lenen. Wij zijn daardoor zelf ook voorzichtiger met uitlenen, maar dat is zeker niet de hoofdoorzaak.”
Wanneer is een buffer dik genoeg?
“Elk bedrijf en elke situatie is anders, maar we gebruiken de vuistregel: een goede ondernemer kan twee jaar met slechte prijzen aan. En eigenlijk moet hij of zij ook met een melkprijs van 25 cent een jaar kunnen overleven, zonder de bank te hoeven bellen. Het is belangrijk dat bedrijven in goede tijden ook op hun top draaien en volop reserveren, en in slechte tijden qua kostprijs of opbrengst zo scherp aan de wind zeilen, dat ze het kunnen volhouden. Dat geldt zeker ook voor de varkenshouderij, waar de dalen steeds langer zijn en de pieken steeds korter.”
Sectoren zijn te zwaar gefinancierd?
“In de glastuinbouw ligt de grootste opgave. Maar om eerlijk te zijn is in de hele breedte van de Nederlandse agrarische sector, laten we zeggen passend maar wel stevig gefinancierd. Als de verhouding eigen vermogen en vreemd vermogen te ver uit balans is, kom je natuurlijk sneller in de problemen als het even tegenzit met de prijzen.”
Dat is de kostenkant. Wat moet wat Rabobank betreft aan de opbrengstkant gebeuren?
“De zuivel, de pluimveehouderij en de kalfsvleessector laten zien dat het succes van een primaire sector sterk afhangt van de kracht van de rest van de keten. Het is misschien een beetje tragisch, maar tegelijk een enorm compliment als de pakken babymelkpoeder uit de schappen worden getrokken, omdat de Chinese markt erom schreeuwt. Er moet een regisseur opstaan die met de blik ver vooruit zaken zo kan organiseren, dat een hele keten meer waarde toevoegt.”
Een oud verhaal dat maar geen goed einde krijgt.
“De boodschap is al tig jaar waar en zal nog tig jaar waar blijven: Nederland moet het niet hebben van de zogenaamde goedkope bulk, maar van producten die kwalitatief en qua duurzaamheid wat extra’s bieden. Dat is geen vervelend gegeven, want als ergens boeren en tuinders in staat zijn in te spelen op de wereldwijde trend richting voeding die bijvoorbeeld gezonder is of op een duurzame manier is geproduceerd, is het wel in Nederland.”
Rabobank maakt tegenwoordig sectorbeleid. Het werkt en betaalt actief mee aan plannen voor de herstructurering van de glastuinbouw en varkenshouderij, en natuurlijk aan het oplossen van de fosfaatproblematiek in de melkveehouderij. Waarom?
“Rabobank heeft altijd een visie gehad op de sectoren, maar deze totaalvisie kwam niet tot uiting in beleid. Althans niet in een andere zin dan als achtergrond bij het verstrekken van krediet. Nu zien we ondernemers in de glastuinbouw en de varkenshouderij die willen doorontwikkelen en tegen respectievelijk fysieke en milieugrenzen oplopen. Tegelijk zijn er bedrijven zonder ontwikkelingsmogelijkheden of opvolger; bedrijven die willen stoppen, maar dat niet kunnen, omdat ze nog een financiering hebben doorlopen. Rabobank moet met haar marktaandeel van 80 tot 85% de rol op zich nemen mee te werken aan plannen die beide groepen verder helpen.”
‘Als het goed gaat met de ondernemer, gaat het goed met ons’
De bank zelf heeft er natuurlijk ook baat bij om bedrijven te helpen die nog flink moeten aflossen en op een doodlopende weg zitten. Het voedt wantrouwen.
“Natuurlijk dient de herstructurering ook de bank zelf, maar dat is niet het hoofddoel. De volgorde is altijd: als het goed gaat met de ondernemer, gaat het goed met ons.”
Voor de varkenshouderij is een Vitaliseringsplan ontwikkeld. Het plan vergt nogal wat samenwerking binnen de sector. Goed nieuws dus, als LTO Varkenshouderij en de NVV samengaan met een gezamenlijke koers. Maar nu dreigt het oude spel weer te worden gespeeld. Bestuurders die opstappen en weer aanschuiven, klagen over weerstand bij de achterban.
“De bestuurlijke onrust raakt het Vitaliseringsplan niet direct, maar het helpt ook niet. De sector heeft krachtige mensen nodig die zich willen en kunnen inzetten voor een sterke keten en sector. Dat is heel belangrijk voor de varkenshouderij, want ook deze sector moet echt stappen zetten. We moeten af van het korte baanschaatsen.”
Jullie financieren varkensvlees- en rundvleesproducent Vion al enige tijd niet meer, maar die zetten daar wel op in. Wat vindt u van de plannen van Vion, de grootste slachterij in Nederland, om meer boeren op langetermijnafspraken te zetten?
“Ik denk zeker dat Vion zeker de juiste agenda volgt. Grote investeringen vergen lange adem en werken met langetermijncontracten kan daarmee iedereen helpen. Het is nu zaak dat Vion het commitment voor elkaar bokst onder de varkenshouders. Daar moet, net als in de glastuinbouw, echt een cultuuromslag plaatsvinden. Dit hebben de sectoren die veel succes hebben geboekt de laatste jaren gemeen: een gezaghebbende dirigent. Vion kan dat zijn en is daar eigenlijk ook voor opgericht.”
Ondermijnen hoge prijzen de plannen voor herstructurering niet?
“Hoge prijzen zijn altijd zeer welkom, maar het leidt er wel toe dat bij veel ondernemers het gevoel van urgentie weg is. De tuinbouw heeft eerder doorgepakt, maar nu dreigt de toekomstagenda weer te vertragen.”
En hoe zit dat in de varkenshouderij? Er zou een ontwikkelbedrijf komen dat partijen bij elkaar brengt, met Rabobank als kredietverstrekkende partij erbij?
“Het ontwikkelbedrijf is opgericht en bevindt zich nog in de opstartfase.”
‘De bank toont niet meer coulance bij bedrijven die verkoopbaar zijn’
Onder met name varkenshouders bestaat het gevoel dat de bank meer coulance toont bij verkoopbare bedrijven dan bij, zeg, een bedrijf dat vermoedelijk zal moeten worden gesloopt.
“Ik kan je verzekeren dat de bank niet meer coulance toont bij bedrijven die verkoopbaar zijn. In alle gevallen is de bank zich er heel goed van bewust dat achter elke ondernemer een gezin staat; dat het besluit te stoppen of door te gaan emotioneel geladen is. Daar handelen we ook naar. Neemt niet weg dat de bank een duidelijk doel heeft: de centen moeten terugkomen. Dat gaat bij een bedrijf dat kan worden doorverkocht vaak wel eenvoudiger, maar dat heeft met coulance niets te maken. Als we niet altijd zoveel mogelijk van het uitgeleende geld terug krijgen, ontstaat een zwakke bank. Bij Zuid-Europese toestanden is ook de sector niet gebaat.”
Rabobank kondigde eerder aan dat duurzaamheid een integraal onderdeel wordt van de kredietverlening. Hoe uit zich dat?
“Als ondernemers geld willen lenen bij Rabobank, moet duurzaamheid een integraal onderdeel van de bedrijfsvoering zijn. Een bedrijf dat het onderwerp oppakt, krijgt een lagere credit rating, wat zich dan weer uit in een lagere rente. Dat doen we niet zomaar uit idealisme, maar ook omdat we denken dat maatschappelijke acceptatie het fundament is onder een bedrijf.”
Maar hoe ver kun je gaan? De eisen vanuit de overheid zijn in internationaal perspectief al niet mals.
“De wettelijke eisen zijn wat mij betreft alleen een bottom line. Ondernemers moeten intrinsiek gemotiveerd zijn op een goede manier goede producten te maken. Je hebt als boer of tuinder een prachtige baan; je draagt bij aan een elementaire basisbehoefte. Dan heb je die wetgever toch niet nodig om je te motiveren?”
Bankier met boerenwortels
Rien Nagel werd in 1963 geboren in Hellendoorn, als zoon van een veehouder. Zijn broer zou het familiebedrijf overnemen. In 1987 studeerde Nagel af aan de internationale landbouwhogeschool Larenstein in Deventer. Voordat hij in het topbestuur van Rabobank in Utrecht kwam, was hij onder meer accountmanager en directeur van Rabobank Achterhoek-Oost. Hij is verantwoordelijk voor het retailbankbedrijf in Nederland.